Van elitaire kunst naar volkskunst

In de huidige betekenis van het woord is het begrip kribbe of kerststal een uit verplaatsbare figuren in een driedimensionale ruimte samengestelde scene die  de geboorte van Christus of daarmee samenhangende gebeurtenissen verhaalt.   Kribben worden gewoonlijk slechts enkele weken per jaar tentoongesteld. Er zijn ook gegraveerde, gebeeldhouwde of geschilderde tweedimensionale uitbeeldingen, die vaak gedurende het ganse jaar te zien zijn omwille van hun decoratieve of utilitaire eigenschappen, maar die worden eerder dan ‘kerststal’ of ‘kribbe’ ‘Voorstelling van Christus’ geboorte’ genoemd. Tot voor enkele decennia was het opstellen van de kerstkerststallen enkel een traditie uit de katholieke landen.

De oudste bekende kerststal duikt op in de “Onze-Lieve-Vrouw van de Sneeuw”-kathedraal in Rome in de laatste jaren van de XIIIde eeuw, maar de marmeren figuren zijn nog vastgehecht aan de vloer en de muren.  Het gaat hier dus om een permanente compositie.  In latere eeuwen komen er hier en daar nog enkele geïsoleerde realisaties bij.

Tijdens de Contrareformatie komt de kerststal steeds vaker voor in de kerken, maar van een algemeen gebruik kan men nog niet spreken. Het Concilie van Trente (1545-1563) vaardigt een aantal maatregelen uit betreffende de religieuze kunst om een grotere verspreiding van gebeeldhouwde of geschilderde uitbeeldingen te bevorderen, onder strikte naleving van de evangelische geschriften weliswaar (1). Tijdens de daaropvolgende decennia zijn die afbeeldingen ideale middelen voor de evangelisatie van eenvoudige gelovigen die zich maar weinig bekommeren om theologische subtiliteiten.  In de voorstelling van Christus’ geboorte vinden ze alledaagse elementen weer.

De eenvoud van de periode na het Concilie wordt echter spoedig verdrongen. De door de Jezuïetenorde ingezette bekeringsijver en catechese brengen korte tijd later de barokkunst voort.

De in de kerststallen voorgestelde scenes omvatten gaandeweg steeds meer figuren en taferelen die nog maar vaag in verband staan met de originele verhalen. Deze kostbare composities blijven meestal in het patrimonium van welgestelde kerken of van enkele adellijke families.

In de loop van de XIIIde eeuw, die wordt gekenmerkt door rationalisme en nieuwe filosofische ideeën, verliest de geestelijkheid alle interesse voor dit soort religieuze kunst. Sommigen gaan zelfs zover, ze als kinderachtig te betitelen. De kerststallen worden een tijdlang verboden door de geestelijke of wereldlijke macht.  In 1780 worden ze door het Ordinariaat van Krakau op de index geplaatst.

Dit dictaat brengt een traditie voort van beweeglijk ‘theater’, dat gebruik maakt van marionetten, de ‘szopkas’.

In 1782, 30 jaar na zijn moeder, verbiedt Keizer Jozef II van Oostenrijk in zijn staat zowel de mysteriespelen, opgevoerd door acteurs, alsook de kerkkerststallen. Deze laatste zullen pas in 1804 weer opduiken in de landen van het Keizerrijk (2).  Naar aanleiding van de Franse Revolutie en de sluiting van de kerken in 1792 verschijnen de santons (beeldjes van de Provençaalse kerststal) in de Provence.  De kerststal, ontleend aan het naburige Italië, is er verre van algemeen verbreid, maar is er wel bekend en gewaardeerd.

Marseille heeft door zijn haven talrijke contacten met Genua en Napels, steden met een oude kerststallengeschiedenis.

Nu ze hen in de kerk worden ontzegd, trachten de gelovigen de scenes in hun woningen te reproduceren. De afmetingen van de figuren worden herleid voor huishoudelijk gebruik.

Gelijklopend daarmee wordt de productiekost verlaagd door de aanwending van nieuwe technieken, die serieproductie mogelijk maken. Zo is er het vormgieten van klei die, afhankelijk van de streek, gebakken of gewoon gedroogd wordt. Ook andere eenvoudige in de natuur gevonden materialen en versnipperd papier worden gebruikt. De Toscaanse figuristen werken met gips.

Van een voor de kerken voorbehouden kunst, wordt de kerststal een volkskunst.   Ze dringt door tot de huiselijke intimiteit en bereikt de eenvoudige klassen van de maatschappij. De benaming volkskribbe blijft ze dragen, ook als het gaat om de voorstelling van een landelijke miniatuurwereld of een realisatie met regionale typetjes. Uit het leven gegrepen personages, geschetst in hun dagelijkse bezigheden, ambachtslieden en dragers van geschenken in lokale klederdracht, stellen in een microkosmos het ganse traditionele leven voor naast de klassieke figuren: de heilige familie, de ezel, de os, de engel, de herders en de koningen, soms met hun gevolg. Het volk dat de geboorte van de Messias komt aanschouwen, ziet zich weerspiegeld in de kerststal die in een vertrouwde omgeving wordt geplaatst. De overvloed aan acteurs zet de toeschouwer eerder aan tot esthetisch genot of tot een zoeken naar het pittoreske, dan tot het beschouwen van het Mysterie van de Incarnatie.

Uit deze regionale tradities zijn soms ontroerende of naïeve taferelen ontstaan. Bepaalde voor het vervaardigen gebruikte technieken passen volkomen in het kader van de traditionele ambachten. Andere zijn overgeërfde theatrale vormen van het middeleeuwse mysteriespel.  Zoals vaak het geval in de volkskunst, verschillen deze werken van kwaliteit, maar vele verdienen onze aandacht.  De gebruiken zijn gevarieerd en heel wat figuurtjes behoren tot een gemeenschappelijk fonds.  Men vindt ze terug van de ene regionale kerststal tot de andere over heel de mediterraanse kust.  Het is helaas onmogelijk om in het beperkte kader van dit artikel al deze facetten volledig en uitgebreid toe te lichten.

Nota’s

(1) EHSER Stephanus, Concilium Tridentinum-, t. nonus, actorum pars sexta complectens acta post sessionem sextam usque ad finem concilii (17-IX-1562-

4-XII-1563), Friburgi Brisgoviae MCMXXIV, blz.1077 tot 1079-25ste sessie, 1ste dag.

(2)BOGNER Gerhard, Das große Krippen-Lexikon, Geschichte. Symbolik. Glaube, Süddeutscher Verlag, München, 1981, blz. 155.